Philippe Van Snick
Philippe Van Snick (Gent, 16/12/1946 - Brussel, 04/07/2019) geldt als een van de belangrijkste kunstenaars van België van het laatste kwart van de twintigste en eerste kwart van de eenentwintigste eeuw. Hij volgde een klassieke opleiding in de schilderkunst aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (KASK, 1965-68), waar hij onder meer les kreeg van Jan Burssens en Pierre Vlerick. Daarnaast genoot hij ook een etsopleiding. Als jonge kunstenaar had hij belangstelling voor het surrealisme in het algemeen en voor het werk van Marcel Duchamp in het bijzonder. Het bracht hem in de late jaren 1960 tot een radicale bevraging van het kunstobject en de ontwikkeling van een praktijk waarin mathematica en structuur centraal staan. Zoals andere protagonisten van de minimal art en conceptuele kunst bestudeerde Van Snick structuren en relaties aan de hand van elementaire handelingen als tellen, meten en rangschikken. Hij maakte daarbij gebruik van het decimale systeem, de basis voor de westerse handel en wetenschap. De getallenreeks 0-9 werd zijn belangrijkste ordeningsprincipe, een ‘open systeem’ om zijn persoonlijke ervaringen en leefwereld te verbeelden en in kaart te brengen. De reeks werd een dynamisch Leitmotif dat hij inzette in potloodtekeningen, fotografische reeksen, seriële objecten en installaties.
Omstreeks 1980 keerde Van Snick terug naar de schilderkunst. Het decimaal systeem inspireerde hem om een set van tien kleuren te bepalen. Aan de drie primaire kleuren (rood, geel, blauw) voegde hij drie secundaire kleuren toe (oranje, paars, groen). Deze zes kleuren werden aangevuld met de 'niet-kleuren' wit en zwart en tenslotte met zilver en goud, twee kleuren die staan voor de materiële cultuur en economische macht. Niet de klassieke tegenstelling tussen wit en zwart gold bij Van Snick als de basis voor zijn decimaal kleurensysteem. De kunstenaar koos voor de semantische spanning tussen lichtblauw en zwart, voor het verschil tussen ‘dag en nacht’, een principe dat hij in 1984 introduceerde. Tegenover een wereld die sinds de tweede helft van de twintigste eeuw gedomineerd werd door koele berekening, plaatste de kunstenaar een wereld van poëtische stelligheid. De kunstenaar verkende de mogelijkheden van de 10-delige kleurenreeks niet alleen op papier, canvas en objecten, hij realiseerde tevens installaties en werken in de openbare ruimte.
Als jonge kunstenaar stelde Van Snick tentoon in vooruitstrevende galeries als Plus-Kern, Wide White Space Gallery en X-One Gallery. In 1969 nam hij deel aan de zesde Biennale des Jeunes in het Musée d’Art Moderne de la Ville de Paris, samen met Jan Van Den Abbeel en Willy Plompen. Het betekendede start van een bijzonder rijk gevulde carrière.
Zijn werk is opgenomen in belangrijke private en publieke verzamelingen in binnen- en buitenland zoals Mu.ZEE (Oostende), Middelheim Museum (Antwerpen), M HKA (Antwerpen), S.M.A.K. (Gent), alsook Museum of Modern Art, (New York - US) en Museu de Arte Contemporanea de Serralves (Porto - PT).
In 2010 kreeg Van Snick een grote overzichtstentoonstelling in Museum M in Leuven, en in 2022 in het S.M.A.K. in Gent. In 2018 won Van Snick een Ultima-prijs in de categorie Beeldende Kunst. Van Snick heeft jarenlang lesgegeven aan de Kunsthogeschool Sint-Lukas. Zijn rol als docent en het contact met jonge studenten beeldende kunst vormde een belangrijk onderdeel van zijn praktijk als kunstenaar.
Philippe Van Snick overleed in 2019 op 72-jarige leeftijd in Brussel.